CU presenteert aanbevelingen over Beginspraak

Zwolle – Via een open brief aan het college van Zwolle presenteert de fractie van de ChristenUnie aanbevelingen voor aspecten die aandacht moeten krijgen in het nog te verschijnen werkboek, behorend bij de beleidsnotitie over Beginspraak. Het gaat om de invloed van burgers op gemeentelijk beleid. De beleidsnotitie over Beginspraak is vastgesteld door de gemeenteraad.

De fractie van de ChristenUnie heeft een tweetal notities geschreven over het onderwerp, “De Kloof” en “De Kluif”. De laatste notitie is nog niet zolang geleden aan de orde geweest in een meningvormende ronde van de gemeenteraad, waarbij de CU aan het slot heeft aangegeven na te zullen denken over een eventueel vervolg. De CU- fractie kiest niet voor een initiatiefvoorstel, maar voor een open brief, met daarin opgenomen de aanbevelingen voor het werkboek Beginspraak. De bespreking heeft naar de opvatting van de CU te weinig dezelfde ideeën laten zien, die nodig zijn om een initiatiefvoorstel succesvol te laten zijn.

Vervolg Open Brief CU:

Onze overwegingen zijn de volgende.

De beleidsnotitie Beginspraak geeft te weinig aandacht aan het perspectief van betrokken burgers. Zij krijgen in het bestaande systeem een plek. Terwijl het naar onze opvatting beter is om een ander systeem te beschrijven waar én gemeente én burgers een eigen plek hebben.

De beleidsnotitie verduidelijkt onvoldoende voor ambtenaren hoever zij mogen en moeten gaan met het invloed geven aan belanghebbenden (afstudeerscriptie Pieterson).

Het werkboek moet ook voor burgers duidelijk maken, wat in deze processen hun rechten, plichten en verantwoordelijkheden zijn. Zo moet er meer aandacht zijn voor de wijze waarop invulling wordt gegeven aan het serieus nemen en moet worden toegelicht wat “luisteren naar” wel is, maar ook wat het niet is.

Bij de bespreking van onze notitie “De kluif” is door fracties voor een aantal aspecten aandacht gevraagd:

–         beginspraak is doen, maar dat vraagt dan wel spelregels

–         pas op voor bureaucratie; dat gevaar bestaat wanneer er gewerkt gaat worden met een protocol

–         laat tot uitdrukking komen dat burgers zich serieus genomen voelen

–         benoem altijd én de voordelen én de nadelen

–         het moet om meer dan alleen ruimtelijke projecten gaan

–         het werkboek moet de beïnvloedingsruimte van burgers beschrijven.

 

Onze aanbevelingen zijn voor een belangrijk deel ontleend aan de aanbevelingen uit onze laatste notitie “De Kluif”. Daarin is ook een uitgebreide onderbouwing van de aanbevelingen te vinden.

  1. Het werkboek beschrijft een systeem, waarin belanghebbenden een eigen plek hebben in de procedures. Ook beschrijft het werkboek de bijbehorende consequenties voor zowel belanghebbenden als voor de gemeente

  2. Het werkboek legt de voorwaarden voor een goede procedure vast. Bij de start van elke procedure bijvoorbeeld is op voorhand een aantal zaken duidelijk:
    1. Wat zijn de bevoegdheden van de deelnemers aan de procedure
    2. Op welke informatie en ondersteuning kunnen betrokken burgers rekenen
    3. Wat is de status van het eindproduct van de gekozen overlegvorm
    4. Wat zijn de randvoorwaarden van deze procedure (bijv. budget)
    5. Hoe wordt gehandeld wanneer partijen niet staat zijn om tot consensus te komen

  3. Het werkboek moet een profiel bevatten van de voorzitter van het orgaan waarin betrokkenen participeren. Te denken is aan de volgende aspecten:
    1. De voorzitter is onafhankelijk
    2. Hij moet aantoonbaar in staat zijn om te kunnen gaan met onenigheid
    3. Hij moet kunnen bevorderen dat uitwisselen van argumenten goed verloopt en dat alle partijen aan bod komen

  4. Het werkboek legt de kenmerken van een goede procedure vast. De te volgen procedure moet bijvoorbeeld de volgende kenmerken bevatten:
    1. Er is veel aandacht voor de uitwisseling van argumenten. Het gaat dan om zowel de voordelen als de nadelen
    2. Een  procedure wordt gestart, voordat de gemeente oplossingen heeft geformuleerd
    3. De belangen van de verschillende partijen – gemeente, belanghebbende burgers, projectontwikkelaar – komen niet na elkaar aan de orde (om te voorkomen dat bijvoorbeeld burgers te maken krijgen met de consequenties van een andere partij), maar worden naast elkaar gezet en afgewogen.

Onze fractie hoopt dat bovenstaande aanbevelingen een rol zullen spelen bij het samenstellen van het werkboek. Onze fractie heeft de overtuiging dat ze een bijdrage leveren aan het beschrijven en vastleggen van de gewenste invloed van burgers bij beleidsprocessen.

Wij zien het werkboek met veel belangstelling tegemoet.

 

Namens de fractie van de ChristenUnie,

John van Boven, fractievoorzitter

Gerelateerde Berichten

(Automatisch gegenereerd)