Tam ‘Doggerdebat’ over democratisch gehalte raad

Op 10 oktober 2007 heeft het Zwolse raadslid William Dogger een open brief geschreven aan de burgemeester en de griffier over dualisme en democratie. Kern van de brief was zijn twijfel aan het democratisch gehalte van de raad van Zwolle en hij verzocht destijds de burgemeester hier een debat over te organiseren. Maandagavond vond het ‘Doggerdebat’ plaats. Afwezige tijdens het debat was de fractie van de SP. De socialisten hadden vooraf ernstige twijfels bij de gekozen vorm van het debat en misten de betrokkenheid van burgers hierbij.

Gijs van Weenink, directeur van de Debatacademie in Amsterdam en oud-raadslid leidde een Lagerhuisdebat aan de hand van 11 stellingen. Eén van de stellingen was “De burger kan het Zwolse raadsdebat goed volgen”, waarbij aanvankelijk raadslid Eefke Meijerink alleen vóór de stelling was. Dit, omdat zij vindt dat via internet of de radio er goede mogelijkheden zijn om je te informeren (van dit debat in het geheel niet: red.). Anderen vonden juist, dat de vaak ingewikkelde materie en woordgebruik in de raad de burgers afschrikt. Meijerink kreeg overigens later bijval op haar ’tribune’. De algemene stemming onder de aanwezigen was, dat het debat vrij tam was. Over een stelling betreffende ‘dualisme’ werd het iets pittiger. De man die de aanleiding voor het debat was kon niet echt lachen. Dogger vond de gekozen vorm discutabel en deed de suggestie voor een ander systeem dan het dualisme.


Anneke Nusselder debateert onder de (gesloten) ogen van William Dogger (beneden) en Johan Weber (links)…

Drie uitgangspunten waren van belang:

  • elk raadslid moet aan het debat kunnen deelnemen, dus geen beperking tot fractievoorzitters;
  • de burgemeester en de wethouders uit te nodigen om deel te nemen aan het debat;
  • het debat moet zo mogelijk tot concrete uitkomsten leiden.

Een klein groepje uit de raad: René de Heer, John van Boven, Michiel van Harten, William Dogger en de griffier kregen opdracht om het debat voor te bereiden. Op grond van het vorenstaande was besloten tot een extern debatleider in de persoon van Gijs van Weenink, directeur van de Debatacademie in Amsterdam. In overleg met de heer Weenink was gekozen voor een Lagerhuisdebat aan de hand van 11 stellingen. Hiermee werd zoveel mogelijk tegemoet gekomen aan de drie uitgangspunten. Voor deze vorm van debat aan moest aan twee zijden van de zaal stoelen staan. De sessie werd in de burgerzaal gehouden. De stellingen werden op de debatavond bekend gemaakt en waren alleen bekend bij de debatleider en de griffier. De fracties en de wethouders waren niet gebonden aan vaste plaatsen.

Gerelateerde Berichten

(Automatisch gegenereerd)